In Art. 1 lid 2 van de WOR staat vermeld wie tot de ‘in de onderneming werkzame personen’ moeten worden verstaan. Dat zijn alle personen die in de onderneming werkzaam zijn en die een arbeidscontract hebben. De bestuurder(s) vallen hier niet onder.
In de definitie in Art. 2 wordt geen onderscheid gemaakt tussen medewerkers met een part-time zijn of full-time contract. Ook medewerkers met een 0-urencontract vallen er onder mits ze maar ooit opgeroepen worden (anders zijn ze immers niet ‘werkzaam in de onderneming’). Vacatures of onvervulde formatieplaatsen tellen niet. Ook FTE is geen ijkpunt, alleen het aantal personen.
In Art. 6 wordt vermeld uit hoeveel leden een OR zou moeten bestaan. In dat artikel staat alleen niet helder vermeld wat precies het ijkmoment is waarop je het aantal personen in de onderneming precies vast zou moeten stellen.
In de jurisprudentie wordt gesproken van: het aantal personen wat ‘in de regel’ werkzaam is in de onderneming. Dat houdt in dat, wanneer het aantal personen bijvoorbeeld toevallig kortstondig net voor de verkiezingsdatum zakt onder de 1000 personen, maar de verwachting realistisch is dat dit na de verkiezingsdatum snel weer gaat stijgen boven de 1000, dat je dan moet uitgaan van een werknemersaantal van boven de 1000. Of in de situatie wanneer het werknemersaantal al een flinke periode een dalende trend vertoont, en wanneer er dan vlak voor de verkiezingsdatum nog net meer dan 1000 personen werkzaam zijn, je toch zou moeten uitgaan van ‘in de regel’ minder dan 1000 personen.
Als je kijkt naar het aantal werknemers wat ‘in de regel’ werkzaam is in de onderneming is het niet onlogisch om toch met een schuin oog te kijken naar vacatures en formatieplaatsen. Meestal is het aantal vacatures in een organisaties min of meer stabiel (en loopt het ongeveer gelijk met het verloop). Maar, is het aantal vacatures en formatieplaatsen veel hoger dan ‘normaal’, terwijl het verloop gelijk is, dan is de kans groot dat het aantal personen in de onderneming gaat stijgen. En dat kan dan aanleiding zijn om te zeggen dat het aantal personen in de onderneming naar verwachting ‘in de regel’ hoger zal zijn dan nu het geval is. En dat kan dan weer aanleiding zijn om te stellen dat het aantal OR-leden in een nieuwe OR wat opgehoogd zou moeten worden.
Overigens: onze ervaring is, dat een OR met tussen de 7 en 11 leden het meest optimaal opereert. Is de OR kleiner, dan kunnen er aandachtspunten zijn ten aanzien van representativiteit of werkverdeling. Is de OR (veel) groter dan kan dat ten koste gaan van efficiency (meer interne afstemming nodig) of de samenwerking (hoe groter de groep hoe lastiger het is om iedereen goed te laten aanhaken). Veel OR-en zegen: we hebben zo veel werk, wat zou het fijn zijn, als we meer leden zouden hebben. Mijn ervaring is echter dat meer leden vaak helemaal niet leidt tot minder werk per lid, omdat de interne afstemmingstijd vaak zo vergroot wordt dat het voordeel van de extra leden daarmee teniet wordt gedaan. Dus, als het gaat om twee leden meer of minder, dan zou ons advies zijn: hoe het bij twee leden minder, tenzij je voldoende zeker weet dat met twee leden meer, de kwaliteit van de OR als groep verhoogd wordt.